6 dec 2013
Laat maar waaien
Geschreven door Femke, in Columns
Al vanaf 2 uur vanmiddag probeer ik thuis te komen vanuit Amsterdam. Daar werd de repetitie met mijn pianist ruw verstoord omdat deze zich plotseling bedacht dat hij nog Sinterklaas gedichten moest schrijven. “Verdomme, dat geouwehoer altijd,” hoor ik hem nog net zeggen wanneer hij zich het lokaal uit haast. Ik pak mijn spullen en eenmaal aangekomen op Amsterdam Centraal blijkt dat het stevige briesje van vandaag reden is tot het platleggen van het complete land. Ik ben vandaag niet in de stemming om getuige te zijn van een dame die in paniek een conducteur de schuld geeft van de harde wind en een meneer die daaraan toevoegt dat de NS en het weer wederom falen in communicatie. Daarentegen focus ik me op de mensen die in paniek zijn omdat de kans bestaat dat ze het Sinterklaas feest gaan missen.
We zitten inmiddels met z’n allen opgepropt in een trein coupĂ© en er zit een vrouw al de hele tijd haar reis hardop te plannen en dan met name het gedeelte waarop de reis vastloopt. Net iets te hard zegt ze tegen haar man, nonchalant wijzend op haar smartphone, dat ze nog drie uur de tijd hebben en “dan maar gelijk vanuit de trein naar het restaurant moeten.” Vervolgens om zich heen kijkend of iemand haar leed heeft gedeeld. Maar niemand kijkt. Iedereen is te druk bezig om zijn of haar Sinterklaas avond te redden. Sommigen worden opgehaald, anderen hebben pech. Ik ben er zo een. Ik had me zo verheugd op een avondje niets. Op een avond als 5 december sluit ik me het liefst op in mijn huis. Ik koester wel warme herinneringen aan deze avond, maar de laatste jaren is het flink achteruit gegaan met de gezelligheid. Bovendien is het een stuk minder leuk als je niet meer gelooft. Misschien dat ik daarom vandaag extra alle kinderen benijd die op dit moment (het is inmiddels 6 uur ’s avonds) hun eerste kadootje uitpakken en daarmee nog velen te gaan. Nogal een contrast met mij, want ik trek net mijn AH sandwich open op station Haarlem, terwijl een dakloze me aankijkt en bewegingen naar me maakt alsof hij de hand aan zichzelf slaat. Gelukkig is Hoofddorp in de buurt, daar woont mijn broer, waar ik kan schuilen en terecht kan voor serieuze shoarma en een film met gele mannetjes. Tegen tienen hervat ik mijn reis richting Den Haag, vloekend op dat die boom tussen Hoofddorp en Leiden nog steeds niet van het spoor is gehaald en ik dus moet omreizen. Tot mijn grote geluk brengt uiteindelijk een sprinter me naar Den Haag waar ik rond middernacht aankom. Pisnijdig ben ik en met grote stappen loop ik het station uit richting mijn fiets. Daar bots ik tegen een man op. Hij kijk me aan vanonder een scheve mijter en hij heeft een lange, verwaaide baard. “Dag lieverd,” zegt hij. “Wat ben je gegroeid.”